In Noord-Nederland zijn de lessen al afgelopen en in de rest van het land is het ook bijna vakantietijd. We gaan dit jaar niet zo ver weg. Het wordt fietsen in de grensstreek met België. Daar in België, of eigenlijk Vlaanderen, lijkt het veel op Nederland, denk je dan. Maar is dat wel zo? Delen we bijvoorbeeld dezelfde opbrengsten van het beroepsonderwijs?
België: dat is friet en kantklossen en heel veel heerlijk bier en bonbons. België is ook tweetaligheid met in Vlaanderen een mooie, rijke taal en een onderwijssysteem waarnaar gekeken wordt door de mensen in de grensstreek. Menig Nederlands gezin in de buurt van de Belgische grens denkt na over het plaatsen van hun kinderen op Belgische scholen. In het voortgezet onderwijs gaan duizenden Nederlandse jongeren dagelijks de grens over om in België hun onderwijs te volgen. Een van de redenen die genoemd worden is dat heel wat kleine Nederlandse dorpsschooltjes in de grensstreek sluiten omdat zij de leslokalen niet meer gevuld krijgen. Maar of dat ook geldt voor het voortgezet onderwijs? Als het leerlingenaantal van Nederlandse vmbo-opleidingen afneemt, dan nemen de leeropbrengsten toe. Dat is althans de conclusie uit onderzoek van Dijkgraaf en Van der Geest. Dus waarom overgaan naar Vlaams onderwijs?
Ik wil op zoek naar de verschillen tussen Vlaams en Nederland (lager) beroepsonderwijs. Slingerend over de grens gaan. Nederland – België – Nederland etc. volg ik de leerlingen, die als ze woonachtig in Nederland zijn, het vmbo-mbo onderwijs zouden gaan volgen. Deze weg volgen is het doel. Geen eindpunt bereiken, maar de reis maken. Pendelend tussen Vlaanderen en Nederland.
Er wordt gezegd dat in België het onderwijs goedkoper is. In elk geval kent België een maximumfactuur voor ouders, welk bedrag ze moeten bijdragen aan het onderwijs. Dat kan een reden zijn. Bekend is, dat Vlaanderen in 2013 ongeveer 30 miljoen euro kwijt was aan onderwijs aan leerlingen uit Nederland. Dus dat onderwijs hééft in ieder geval wat.
Het Vlaamse schoolsysteem
Het Vlaamse schoolsysteem werkt zo: na de basisschool gaat de leerling naar het secundair onderwijs. Dit onderwijs bereidt de leerling voor op verschillende soorten van hoger onderwijs en/of op de arbeidsmarkt. De meeste leerlingen die in Nederland naar het vmbo zouden gaan, gaan in België naar het beroeps secundair onderwijs (BSO) en doorlopen dan een traject, dat 6 jaar duurt. Deze 6 leerjaren zijn onderverdeeld in drie blokken van elk twee schooljaren. Dit noemt men de eerste, tweede en derde graad. Kijk, Nederlands vmbo duurt vier jaar. Daar zit al een verschil!
Eerste graad is vmbo onderbouw
In de eerste graad (duurt twee schooljaren) vindt observatie en daarna determinatie plaats. Ben je een A- of een B-leerling. De A-leerling kan iets meer theorie aan (Havo en VWO-leerlingen in Nederland) en de B-leerling heeft wat moeite met cognitieve leerprocessen. Na 1B en 2B, het beroepsvoorbereidend leerjaar, gaan de B-leerlingen meestal naar het BSO.
Tweede graad is vmbo bovenbouw
Het BSO tweede graad is te vergelijken met de Nederlandse bovenbouw vmbo. Het populairste studiegebied bij jongens in BSO2 is ‘Mechanica – Elektriciteit’ en bij meisjes ‘Personenzorg’. Hoe krijgen ze het voor elkaar om een technische richting als favoriet studiegebied te laten floreren. Daar zijn we als Nederlanders jaloers op!
Andere richtingen in het BSO2 zijn het studiegebied Bouw en Hout; beiden zijn weinig populair. Decoratieve technieken en Grafische communicatie & media, Handel, Voeding, Land- en tuinbouw, Lichaamsverzorging en tot slot Mode zijn de andere studiegebieden. In totaal zijn het daarmee 11 gebieden. Dat lijkt wel veel op de nieuwe vmbo-indeling van Nederland met 10 profielen! Hoewel het opvalt, dat er heel andere keuzes gemaakt worden. Zo is Mode in Nederland niet langer een te volgen beroepsrichting (Mode en commercie). Het onderwerp Mode is in het nieuwe Nederlandse vmbo terug te vinden als keuzevak ‘Mode en design’ onder het profiel Economie en Ondernemen. Zou België nog meer werk hebben in de modebranche? Confectie?
Derde graad is t/m jaar 2 mbo
In de derde graad, of determinatiegraad, groeit de leerling naar een meer definitieve studie- of beroepskeuze. Daarmee geeft het secundair onderwijs aan mogelijk al eindonderwijs te zijn. Met drie graden koppel je een deel van de mbo-jaren dus aan het voortgezet onderwijs. Een soort VM2-trajecten, lijkt me dat.
Na het zesde jaar BSO kan nog een zevende specialisatiejaar worden gevolgd. Enerzijds om de aansluiting op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Anderzijds geeft het zevende jaar ook het diploma van secundair onderwijs. En met dit diploma krijg je toegang tot het hoger onderwijs.
In Vlaanderen blijft de leerling vaker zitten
Sinds 2012 stromen in Nederland meer leerlingen af dan op in de onderbouw. Leerlingen komen gemiddeld op een lager niveau terecht dan het basisschooladvies. Afstromen is een andere keus dan zittenblijven. Zittenblijven wordt in het Nederlandse onderwijs zoveel mogelijk beperkt en daar wordt ook op gestuurd. Zittenblijven is duur. We achten het beter dat een leerling dan afstroomt. Hiermee verkrijgen we ook hoge slagingspercentages; Zie de volgende cijfers.
In Nederland slagen meer leerlingen
In Vlaanderen zakken significant meer leerlingen voor hun BSO2 dan in Nederland voor het vmbo. Zie de volgende overzichten. De bovenste tabel is over opbrengsten van het Nederlandse vmbo met heel hoge slagingspercentages van rond de 90%:
In Vlaanderen slaagt voor de tweede en derde graad BSO gemiddeld 68%. Zakken is in België dus veel vaker voorkomend. Wat een enorme verschillen!
Bron: Vlaams onderwijs in cijfers
In Vlaanderen gaat procentueel meer geld naar onderwijs
Een informatierondje leert me dat het onderwijsbudget in Vlaanderen 38,8% van de totale Vlaamse begroting bedraagt. Zou daarin het verschil zitten?
Bron: Vlaams onderwijs in cijfers
In Nederland geven we 36,5 miljard uit aan onderwijs en op een totale begroting van 272 miljard is dat 13,5%… ik kan er geen lijn in ontdekken. Zou de schaal, dus het totaal aantal leerlingen en totaal aantal scholen er iets toe doen? Is er een correlatie tussen de totale schaalgrootte en de opbrengsten?
Arbeidsmarkt
Dan de werkgelegenheid voor jonge, laaggeschoolde starters op de arbeidsmarkt. We nemen weer eerst een kijkje in Nederland. Hoe zijn de perspectieven op de arbeidsmarkt als je in België van het BSO komt? Hierover zijn uit onderzoek enkele gegevens bekend (over het schooljaar 2011-2012). Uit BSO tweede graad was het aantal (vervroegd) schoolverlaters dat jaar 3.938 en daarvan was na een jaar 31,4% nog steeds werkzoekend. Ik vind het verwonderlijker dat zoveel jonge werknemers al wel een baan gevonden hebben, met alleen naar Nederlandse begrippen een vmbo-onderbouw niveau als bagage.
Als de leerling in België doorgaat en de opleiding afrondt met BSO3 of zelfs een zevende kopjaar BSO4 afrondt, is de kans op het vinden van werk groter. In Vlaanderen verlieten in het onderzoeksjaar 2012 12.999 leerlingen dat onderwijs. Na een jaar was daarvan nog 11,3% zonder werk. Ook in Nederland kan de conclusie worden getrokken, dat je met een mbo-opleiding meer kans maakt op een baan, zelfs meer kans dan met een hbo- of wo-opleiding, dan wanneer je geen afgeronde opleiding hebt.
Hieruit blijkt dat net als in Nederland het niet afmaken van een opleiding een serieus probleem geeft voor het vinden van een job. Op de huidige arbeidsmarkt is er zowel in Nederland als in België sprake van overschotten. Dit betekent dat er veel werkzoekenden zijn en weinig banen. Tegelijkertijd zijn er in sommige sectoren juist tekorten. Deze mismatch heeft vooral gevolgen voor lager opgeleiden. Lager opgeleiden zijn vaker werkloos dan mensen met een middelbare en hogere opleiding. Het aantal banen op basisniveau is de afgelopen 10 jaar in Nederland met een kleine 200.000 afgenomen. En een behoorlijk deel van die banen wordt bovendien ingenomen door andere groepen (bijvoorbeeld scholieren en studenten, arbeidsmigranten, werklozen met een middelbare of hogere opleiding). Om sociale uitsluiting te voorkomen is het echter enorm belangrijk dat lager opgeleiden aan het werk blijven.
Geen antwoorden, maar vragen
Luchtig fietsend van land naar land valt geen uitspraak door mij over te doen wat oorzaak en gevolg is. Wij fietsen door prachtig België en even prachtig Nederland en zien scholen en weten dat er tussen Nederlandse en Belgisch voortgezet onderwijs op het niveau van vmbo leerlingen grote verschillen zijn. Verschillen in opbrengsten vooral.
Als we heen en weer pendelen over de wegen, zien we van alles. Het Nederlandse onderwijssysteem komt in een ander licht te staan. Het vergelijken met beroepsonderwijs in Vlaanderen geeft geen antwoorden, maar vragen. En van vragen formuleren krijgen we energie. Door de fietstrip en de gedachtevorming was het een leerzame tocht.
Iedere lezer veel mooie wegen toegewenst in de zomer van 2015!
Aanvulling op dit artikel: Wil je het Duitse beroepsonderwijs vergelijken met het Nederlandse? Zie http://www.at-aandrijftechniek.nl/algemeen/euregio-vergelijkt-ons-beroepsonderwijs-met-het-duitse/47244/