Gisteren bezocht ik het Nationaal vmbo/mbo-congres van het Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid (SBO) in Amersfoort. De ochtend opende met een plenaire sessie waarin Jan van Zijl (voorzitter mbo-raad), Jan van Nierop (voorzitter CvB DaCapo College Sittard) en Tanja Jadnanansing (Tweede Kamerlid PvdA) met de congresgangers in gesprek gingen over de ontwikkelingen op het vmbo en mbo.
Naar het vmbo moet je
Een verhaal van Tanja Jadnanansing bleef mij de rest van de dag bezighouden. Ze vertelde dat ze een leerling sprak, die tegen haar zei dat hij op feestjes nooit vertelde dat hij naar het vmbo ging. “Omdat ik naar het vmbo moet, en niet naar de havo mag.” Het vmbo, zo stelde Jadnanansing, heeft een negatieve lading gekregen. Naar de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg ga je alleen als mavo- of havoniveau er echt niet inzit.
Dat steeds minder leerlingen niet kiezen voor deze leerwegen waar beroepsgericht onderwijs centraal staat blijkt ook uit de leerlingaantallen van afgelopen jaren. Die zijn sterk afgenomen. De prognosecijfers voor deze leerwegen zijn de komende jaren ook al niet om over naar huis te schrijven. In schooljaar 2021-2022 wordt verwacht dat het aantal leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg met 29% is afgenomen ten opzichte van schooljaar 2014-2015 (bron: Referentieraming 2014). De Onderwijsraad heeft van de Tweede Kamer dan ook de opdracht gekregen om te kijken hoe de positie van het vmbo kan worden versterkt, zodat deze vorm van onderwijs kwalitatief hoogstaand en aantrekkelijk kan blijven voor een steeds kleinere groep leerlingen (zie ook mijn blog Advies over het vmbo: Onderwijsraad vraagt om uw input).
De gouden handjes
Het is goed dat de Onderwijsraad kijkt hoe de overheid, directies, docenten, leerlingen, ouders en bedrijfsleven het vmbo sterker neer kunnen zetten in onze samenleving. Jadnanansing vindt echter dat ook wij, betrokkenen bij het onderwijs, iets kunnen veranderen aan het beeld dat er is ontstaan over het vmbo. “Dat begint met hoe we over het vmbo en de leerlingen praten. Leerlingen op het vmbo noemen we vaak ‘leerlingen met gouden handjes’. Dat irriteert mij. Deze leerlingen zijn niet alleen goed in doen, maar ook in denken. Die gouden handjes wapperen niet vanzelf die kant op hoor!”
En daar heeft Jadnanansing helemaal gelijk in. Bijvoorbeeld een fiets repareren, een snelverband aan leggen of en restaurant vol met gasten van een hapje en een drankje voorzien, vraagt om denkwerk. Dat laatste weet ik uit eigen ervaring. Vanaf mijn vijftiende werkte ik in de horeca. Dáár heb ik, meer dan waar dan ook, kennis opgedaan en geleerd. Geleerd over dranken en gerechten, bereidingstechnieken, serveertechnieken en meer in het algemeen over plannen, communiceren, omgaan met collega’s en gasten, omgaan met lastige situaties en leidinggeven. Deze kennis en vaardigheden komen in mijn huidige werk nog steeds goed van pas. Om in de praktijk iets goed te kunnen doen, heb je de juiste kennis en beroepshouding nodig. En juist dat leer je in het vmbo: het verschrikkelijk mooie beroepsonderwijs.
Ik hoop dat we met elkaar het beeld over het vmbo kunnen veranderen. Dat we kunnen laten zien dat beroepsgericht onderwijs prachtig is en een mooi startpunt is voor de rest van je (studie)loopbaan! Helpt u mee om dit te realiseren?
Geef een reactie