Alle scholen zijn weer begonnen, alle leerlingen wennen aan hun plekkie en plaats in de klas en groep. Best bijzonder dat dit ieder jaar opnieuw moet, zelfs als de samenstelling van de klas niet verandert is het proces van Forming, storming norming en performing een terugkerende cyclus.
Eigenlijk vreemd dat dit stukje uit de opleiding omgangskunde nog steeds niet een vast onderdeel is van iedere lerarenopleiding. Iedere mentor (en vroeg of laat is iedere leraar dat) heeft ermee te maken. Maar goed, misschien een andere keer hier meer over, ik wilde het eerst eens over wat anders bloggen namelijk de flitsstage of bedrijfsontmoetingen van de eerste en tweede klassen in het VO. De momenten waarbij deze jonge lerende in bedrijven mogen kijken om beroepsbeelden te laten ontstaan.
Over het algemeen een heel gedoe, Jantje wil niet zonder Pietje en Mina absoluut niet met Khoutar enz. Dus wat is wijsheid? Soms een commissie, soms in een vergadering of door de teamleider wordt er een lijst gemaakt waarbij ook heel vaak halve klassen tegelijk op pad worden gestuurd. Natuurlijk met begeleiding. Het is een organisatorisch dingetje geworden.
‘t Ging toch over beroepsbeelden of beroepsgroepen? Kijken op kantoor, in een winkel, in de technische industrie of een horecabedrijf? Op zich niks mis mee. En toch krijg ik jeuk. Want dit zijn kinderen die straks na lessen over LOB een richting moeten kiezen. Dus hartstikke belangrijk.
Ik las onlangs het boek ‘Hoe het leren stroomt’ van Liliane van Lier en Maarten Kleijne. Dit boek gaat over de resultaten van een ‘onderzoek’ (de schrijvers noemen het zelf geen onderzoek maar een belevenis) in 25 landen, waarbij zij gesproken hebben met onder andere studenten, leerlingen, managers en directeuren van basisschool tot het hbo en alles daartussen. Een machtig mooi boek! Maar het interessantste stuk vond ik het waar het ging over leerprocessen.
Leerprocessen die eigenlijk per leerdomein verschillen. Zonder het boek helemaal uit te leggen, wil ik jullie wel een korte samenvatting geven.
Het komt er, kort door de bocht, op neer dat per leerdomein de aanpak van opdrachten verschillend is. De schrijvers gebruiken voor het verklaren van de aanpak een open 3D kubus waarbij de hoeken en ribben staan voor een eigenschap. Hierbij wordt hart, hoofd en handen vertaald naar:
- Hart: wij voelen ons geweldig
- Hoofd: wij hebben goede uitleg nodig en
- Handen: wij gaan lekker aan de slag
Nu blijkt volgens de schrijvers dat leerlingen bij techniek de weg volgen van:
- Denken: wij hebben goede uitleg nodig.
- Handen: Wij gaan lekker aan de slag.
- Hart: Wij voelen ons geweldig.
Zo beschrijven zij de leerstijlen per sector namelijk:
- Techniek
- Administratie
- Groen (inclusief Horeca en Marechaussee)
- Zorg & Welzijn
- ICT
- Handel
In al deze sectoren wordt op een andere manier omgegaan met de aanpak van een opdracht.
Dit is interessant en zette mij aan tot denken. Als dit zo is voor alle kinderen, dan is dit ook al zo bij kleine kinderen en dan is dit zo bij hele beroepsgroepen. Ik kon mij dit niet voorstellen en belde naar SARV om te vragen naar een gesprek met Chudi Uzozie. In dit gesprek heb ik mijn denkbeelden voorgelegd en gevraagd om een reactie. Chudi zij mij dat het klopt dat een leerstijl zoals beschreven, gebruikt wordt van jonge kinderen tot volwassenen. Dus vroeg ik hem of dit dan indicatoren zouden kunnen zijn voor het grof indelen van talenten en studierichtingen. Dit ontkende hij niet, maar hij werkte er ook niet mee op deze wijze. SARV werkt veel op roc’s en begeleidt studenten. Ik vind dit heel mooi. Want zouden we aan de hand van de in het boek omschreven leerstijlen leerlingen kunnen helpen met het maken van keuzes tijdens LOB? En kunnen helpen bij de keuzes voor oriënterende stages en flitsstages die ik aan het begin al aanhaalde?
Ja, het vraagt wel even iets meer van alle docenten, maar het levert voor de leerling en zijn of haar ouders wel wat op. Of zie ik dit helemaal verkeerd?
Geef een reactie