Vorige week blogde Martine over onderzoek dat gedaan is naar motivatie. Hier heb ik nog een mooie aanvulling op.
Meneer van der Laan
Toen ik een jaar of vijftien was, vond ik Geschiedenis een van de mooiste vakken op school. Mijn docent, meneer van der Laan kon prachtige verhalen vertellen en ik hing elke keer weer aan zijn lippen. Door zijn verhalen wakkerde hij mijn verbeeldingskracht aan en ik stak, naar mijn idee, voldoende energie in het vak. Helaas hadden we niet zo’n goede band, hij en ik. Ondanks mijn interesse in geschiedenis, haalde ik niet bijster hoge cijfers.
De tentamens kwamen eraan en ik voerde samen met mijn ouders en meneer van der Laan een serieus gesprek. Wilde ik slagen, dan zou ik meer mijn best moeten doen. Dit wilde ik ook heel graag: ik nam mezelf voor: Vanaf nu zou ik leren, leren en nog eens leren voor dit vak. Ik vond het toch verdorie een leuk vak? Nu wilde ik ook eens een goed cijfer halen! De weken erop zat ik bijna ieder vrij uurtje aan mijn bureau te blokken.
Vol zelfvertrouwen maakte ik de toets en wist elke vraag te beantwoorden. En toen … toch weer een vier! Meneer van der Laan belde licht geagiteerd mijn moeder op. Hij had de indruk dat ik er met de pet naar gooide. Mijn moeder wist hem in niet mis te verstane bewoordingen te vertellen dat dit zeker niet het geval was. Zij was van al mijn blokuren getuige geweest en had me tot in den treure overhoord. Na een verbaal ‘knokpartijtje’ tussen meneer van der Laan en mijn moeder besloten we samen te onderzoeken hoe dit nou zo gekomen was. Wat bleek? Mijn antwoorden waren te kort. Als er een vraag werd gesteld waar je met ‘ja’ of ‘nee’ op kon antwoorden, antwoordde ik ook met ‘ja’ of ‘nee’. Voor mij wees niets erop dat ik bij die ‘ja’ of ‘nee’ ook nog een toelichting moest geven; een uitleg waarom iets was zoals het was. En dit was wel de bedoeling. (Nu kunnen we het hebben over de kwaliteit van de toets… maar dan dwalen we af…). Op het moment dat ik duidelijk voor ogen had wat de bedoeling was, deed ik hertentamen en haalde een negen. Iedereen blij.
Laatst hoorde ik een soortgelijk verhaal over een leerling die steeds zakte voor een vak. In plaats van te denken: ‘Het wordt niets met die meid’, ging de docent op onderzoek uit. En kwam tot de conclusie dat ze ontzettend hard werkte. In haar geval werd de camera aangezet en werden dezelfde vragen als in het papieren tentamen mondeling gesteld. Al pratend kwamen alle goede antwoorden eruit. Probleem getackeld: ze moest meer gaan werken aan het op papier verwoorden van haar verhaal.
Vertrouwen
Het mooie aan deze verhalen vind ik dat de docenten de moeite nemen zich echt te verdiepen in de leerlingen die ze voor zich hebben. Dat kenmerkt voor mij de goede docent: een mentor die vanuit een basisvertrouwen bereid is tijd in de leerling te investeren. Die op onderzoek uit gaat als het even niet zo lekker gaat en niet direct een oordeel velt. Hierdoor werk je ook mee aan de succesbeleving van de leerling: als jij gelooft dat ze het kunnen, aandacht aan ze besteedt en trots op ze bent, zijn zij ook trots op hun prestatie. En raken ze gemotiveerder. Ik spreek uit eigen ervaring en denk nog regelmatig met een goed gevoel terug aan de geschiedenislessen van meneer van der Laan.
Goed artikel! Leuk om dit ook eens vanuit een ander perspectief te lezen.