Gisteren stond het mbo wederom volop in de spotlights naar aanleiding van de brief die de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jet Bussemaker, aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Eerlijk is eerlijk, hulde aan de PvdA-minister voor haar initiatieven. Ik kan mij de afgelopen 25 jaar geen minister of Staatssecretaris voor de geest halen die zich zo bekommerde om het mbo. Jammer dat het pas nu gebeurt. Er is volgens mij al veel langer structureel iets mis binnen het mbo: studenten opleiden voor de arbeidsmarkt op basis van eindtermen of kwalificatiedossiers die gisteren zijn gemaakt is niet handig. Vind je het gek dat instellingen en bedrijfsleven steen en been klagen over met name het ontbreken van de noodzakelijke generieke arbeidsvaardigheden bij heel veel studenten.
Verandering van mindset
De vraag is of het enorme pakket aan maatregelen, zoals de minister aangeeft in haar lange brief, het gewenste resultaat op termijn zal opleveren. Ik denk dat de minister te veel zaken in één keer wil aanpakken en de vraag is of alle voorgestelde wijzigingen en initiatieven bijdragen aan een toekomstgericht mbo. Ik refereer hier nog even naar mijn blog, van vorige week, over de Keuzedelen. Leuk 300 miljoen vrijmaken, maar dat is een fooi als je kijkt naar de totale onderwijsbegroting. Het gaat in de eerste plaats niet om de hoogte van het bedrag maar om het creëren van een resolute verandering van de mindset bij heel veel mensen die actief zijn in het beroepsonderwijs. Er moet opgeleid worden voor de toekomstige arbeidsmarkt ter stimulering en verbetering van onze economie. Niets meer en niets minder. De voorgenomen maatregelen van Bussemaker appelleren zeker aan de andere mindset, maar in basis verandert het onderwijssysteem er niet door. Daar moeten we mee aan de slag om te kunnen excelleren! Zeker internationaal zal dat de komende jaren nodig zijn.
Toekomstgericht mbo
De minister eindigt haar brief, waar ik mee zou zijn begonnen, met het volgende:
“We weten niet hoe de wereld er over 30 jaar uitziet. Wat we wel weten is dat we het in de toekomst veel meer moeten hebben van onze creativiteit en pragmatisch probleemoplossend vermogen dat ons in staat moet stellen om ons aan te passen aan een veranderende arbeidsmarkt. Studenten moeten de mogelijkheid krijgen om het beste uit zichzelf te halen met een mbo dat uitstekende kwaliteit biedt en hen opleidt voor een baan met perspectief. Ik nodig alle betrokkenen bij het mbo uit om samen met mij deze uitdaging aan te gaan en te werken aan een toekomstbestendig mbo; dit in het belang van onze samenleving, de toekomstige welvaart en bovenal onze studenten.”
35 initiatieven
Ik heb de moeite genomen om alle voorgenomen initiatieven te filteren uit de brief die 27 pagina’s telt. In de brief staan in totaal 35 initiatieven genoemd die ik hieronder voor u op een rij heb gezet:
- Studenten krijgen – met de voorgenomen wettelijke verankering van het klachtrecht – ook de mogelijkheid om een klacht in te dienen als zij van mening zijn dat een mbo-instelling de verantwoordelijkheid voor het vinden van een bpv-plek voor de student niet waarmaakt.
- Voor het Regionaal investeringsfonds mbo heb ik 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de periode 2014 tot en met 2017. Ik ga ervan uit dat dit bedrag door regionale overheden en het bedrijfsleven wordt aangevuld tot 300 miljoen euro.
- Vanaf het schooljaar 2016-2017 maken alle mbo-instellingen gebruik van de herziene kwalificatiestructuur. De kwalificaties zijn op hoofdlijnen opgesteld maar zijn wel voldoende specifiek om richting te geven aan het onderwijs. Naast de kwalificaties komt er ruimte voor de regio om zelf keuzedelen samen te stellen om daarmee in te spelen op specifieke regionale behoeften of om juist te zorgen voor een betere voorbereiding op vervolgonderwijs. De keuzedelen bieden ook ruimte voor het verzorgen van Duits of ondernemerschap als onderdeel van een opleiding.
- Er komt in aanvulling op de herziening van de kwalificatiestructuur vanaf het schooljaar 2016-2017 op experimentele basis meer ruimte voor cross-overs, waarbij innovatieve opleidingen kunnen ontstaan buiten de gebaande paden door combinaties van onderdelen uit meerdere kwalificaties.
- In het begrotingsakkoord is vanaf 2015 structureel 75 miljoen euro extra aan middelen beschikbaar gesteld voor een betere financiering van technische en andere kostbare opleidingen.
- Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt het mogelijk om experimenteel een gecombineerde (bol/bbl) leerweg aan te bieden. Hiermee creëer ik meer flexibiliteit in het aanbod dan thans mogelijk is. Op basis van de wet mag een experiment maximaal zes jaar duren. Dit experiment zal budgettair neutraal worden vormgegeven.
- Dit najaar volgt een plan van aanpak voor onderwijs aan jongeren in een kwetsbare positie. Dit plan is breder dan alleen het mbo en zal onder meer ook ingaan op de problematiek van deze doelgroep in het voortgezet onderwijs.
- Om het aanbod aantrekkelijker te maken voor volwassenen wil ik in ieder geval doorgaan met het experimenteren met het opdelen van kwalificaties in eenheden waaraan studiepunten worden toegekend die (ook op Europees niveau) uitwisselbaar zijn tussen instellingen (ECVET). Ook moet het mogelijk zijn keuzedelen in te zetten voor een leven lang leren. Hierdoor kunnen volwassenen – bij voldoende bewijs van beheersing – vrijstelling krijgen van deze onderdelen van de opleiding en kunnen ze verkorte trajecten volgen en zo een diploma halen.
- Ik wil verkennen of, vanuit het perspectief van de doelgroep van volwassenen, flexibeler kan worden omgegaan met de vereisten taal en rekenen, loopbaanvaardigheden en burgerschap.
- Om de (inter)nationale arbeids- en studentmobiliteit verder te stimuleren en uitwisseling makkelijker te maken, laat ik vanaf schooljaar 2016-2017 de NLQF niveaus (Nederlands Kwalificatieraamwerk) op de diploma’s en diplomasupplementen vermelden.
- In het Techniekpact is afgesproken dat in 2020 alle basisscholen vakken wetenschap en techniek aanbieden.
- Overigens zijn er al interessante initiatieven zoals de technisch georiënteerd havo- en vwo technasia en de business schools in de havo, waar de vrije ruimte wordt benut voor beroepsgerichte vaardigheden. Dat zijn manieren om ook de talenten van havo- en vwo-leerlingen voor technische en praktische vaardigheden beter te ontwikkelen. Ook ga ik samen met de staatssecretaris kijken op welke wijze de doorstroom van havo/vwo en mbo naar het hbo te verbeteren is.
- In het schooljaar 2014-2015 starten de eerste experimenten met de vakmanschaproute, dit is een doorlopende leerlijn van de derde klas van het vmbo tot mbo-2. Vanaf schooljaar 2016-2017 ben ik voornemens samen met de staatssecretaris van OCW ook een experiment met het mbo-3 te starten. Jongeren kunnen zich zo binnen dit experiment verder ontwikkelen tot een nog betere vakvrouw of -man. Ook het concept vakcollege krijgt zo de ruimte voor ‘vakroutes’ met een niveau 3 opleiding.
- De Inspectie is voornemens het toezicht op de doorlopende leerlijn, waar het toezicht op het vo en mbo elkaar raakt, met een speciaal inspectieteam geïntegreerd op te pakken.
- Vanaf het schooljaar 2016-2017 komt er een experiment met de ‘beroepsroute’. Deze beroepsroute houdt in dat de doorlopende leerlijn van vmbo-mbo-hbo verbeterd wordt. De beroepsroute is een verbreding naar het hbo en naar andere sectoren van het lopende experiment technologieroute dat zich vanaf schooljaar 2014-2015 richt op doorstroom naar technologische opleidingen op niveau 4.
- Ik ben voornemens om samen met het onderwijs (bestuurders, docenten en studenten) en werkgevers de mogelijkheid te verkennen van een andere benaming voor de verschillende onderwijsniveaus.
- In de begrotingsafspraken 2014 is vanaf 2015 jaarlijks 25 miljoen euro gereserveerd voor een excellentieprogramma in het mbo. Het idee is dat mbo-instellingen kunnen meedoen aan dit programma door plannen in te dienen bij een regiegroep die zal toezien op de ambities en meetbare prestaties.
- Een specifiek onderdeel van het excellentieprogramma is het ontwikkelen van een eigentijdse vorm van de meester-gezel-formule in samenwerking met het bedrijfsleven. Als onderdeel van het programma vraag ik van mbo-instellingen om hier gezamenlijk met het bedrijfsleven afspraken over te maken. Ook verken ik of internationalisering onderdeel kan zijn van dit programma, bijvoorbeeld door deelname aan (internationale) skillswedstrijden of het op een andere manier opdoen van ervaring over de landsgrenzen. Tot onderzoek ik of het mogelijk is of excellentie verbreed kan worden door programma’s te ondersteunen waar mbo-instellingen samenwerken met scholen voor havo/vwo of het hbo.
- Belangrijk is dat mbo-instellingen een leerklimaat creëren waarin studenten het beste uit zichzelf halen. Daarbij kunnen ‘cum laude’ aantekeningen op het diploma behulpzaam zijn.
- Ik houd de ontwikkeling van de Associate Degrees nauwgezet in de gaten en zo nodig tref ik maatregelen om de samenwerking tussen mbo en hbo te versterken.
- Ik zal voorstellen doen om de positie van de mbo-collegedirecteur, als faciliteit om menselijke maat en onderwijskundig leiderschap te versterken, vanaf 1 augustus 2017 te verankeren in de wet. In deze wet werk ik de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het college van bestuur en de collegedirecteur nader uit.
- Ik ga scholen verplichten om voor alle opleidingen gebruik te maken van bij gecertificeerde examenleveranciers ingekochte examens of om hun gezamenlijk of individueel ontwikkelde examens extern te laten valideren. Deze wettelijke verplichting wil ik per 1 augustus 2016 laten ingaan, gelijktijdig met de beoogde datum van implementatie van de herziene kwalificatiestructuur.
- Ik wil in de WEB de taken van de examencommissie verduidelijken en hierbij zal ik ook bezien welke nadere eisen ik stel aan examencommissies. Ook deze verplichting wil ik per 1 augustus 2016 in laten gaan.
- Ik wil kijken wat de mogelijkheden zijn voor mbo-instellingen om van elkaar te leren. Door van elkaar te leren, best practices uit te wisselen en aan te geven wanneer de kwaliteit onder de maat is, kan de kwaliteit omhoog. Ik betrek daarbij de ervaringen uit het hoger onderwijs. Het leren van elkaar ondersteunt de beweging van ‘flipping the system’, waarmee de docent een centrale rol krijgt in het streven naar kwaliteitsverbetering.
- De Inspectie van het Onderwijs start binnenkort met pilots van toezicht op het niveau van opleidingsclusters (onderwijsteams). Indien de positie van directeur als onderwijskundig leider in de wet is verankerd, biedt dit ook mogelijkheden om in het toezicht nog beter aan te sluiten bij de organisatiestructuur van een instelling. Er zal dan ook een oordeel gegeven worden op het herkenbare niveau van de colleges. De inspectie neemt (daarnaast) altijd het College van Bestuur als aangrijpingspunt voor het toezicht, als eindverantwoordelijke voor de onderwijskwaliteit.
- Ik bekijk wat de mogelijkheden zijn om instellingen waar de kwaliteit van één of meer opleidingen blijvend onder de maat is, de licenties voor die opleidingen per locatie (in hetzelfde verzorgingsgebied van studenten) of college te ontnemen. Ik bezie daarbij ook hoe de continuïteit van het onderwijs gecontinueerd kan worden bij sluiting van een opleiding. Op deze manier treft deze maatregel alleen de opleidingen die slecht presteren. Ook wil ik kijken wat de mogelijkheden zijn om in dit opzicht verschil te maken tussen de beroepsbegeleidende en beroepsopleidende leerweg. Nu wordt een negatief kwaliteitsoordeel over de beroepsopleidende leerweg meteen ook van toepassing verklaard op de beroepsbegeleidende leerweg, terwijl sprake kan zijn van andere omstandigheden, zoals een geheel andere doelgroep en ander onderwijsconcept.
- Ik zal voorstellen doen om vanaf 1 augustus 2017 in de wet te verankeren dat roc’s zorg dragen voor een breed aanbod in de regio. Ik volg daarbij de gedachte achter de totstandkoming van de huidige wet. Roc’s kunnen door samen te werken aan deze wettelijke verplichting voldoen (zie ook hieronder). Het brede aanbod kan door een bestuur vervolgens in mbo-colleges worden verzorgd.
- Ik ga voorstellen doen om vanaf 1 augustus 2017 in de wet een bestuurlijk model voor een mbo-samenwerkingsschool op te nemen. Binnen dit model zal het eenvoudiger worden voor instellingen om samen programma’s aan te bieden. Er komt duidelijkheid over welke taken bij het management van de school horen en welke bij de colleges van bestuur van de samenwerkende mbo-instellingen. Ik volg daarbij wetgeving in het hoger onderwijs die deze mogelijkheid al kent.
- Met de introductie van deze nieuwe bestuurlijke faciliteit zorg ik er ook voor dat het voor het toezicht helder is welke student bij dit samenwerkingsverband onderwijs volgt. Streven is dat door het vastleggen van (de vereisten van) het samenwerkingsverband in de wet eventuele onduidelijkheid over de btw-heffing bij het uitlenen van personeel tussen mbo-instellingen wordt voorkomen. Administratieve systemen die nu soms nog voor problemen zorgen, bijvoorbeeld bij het vaststellen van het studiesucces van een opleiding die in gezamenlijkheid wordt verzorgd (denk aan: jaarresultaat), zullen tegelijkertijd in lijn worden gebracht met de mbo-samenwerkingsschool.
- In de fusietoets zal voorop staan dat studenten moeten kunnen kiezen voor een beroepsopleiding naar keuze. Dit zal in situaties van krimp zwaarder wegen dan de keuze tussen meerdere aanbieders, zeker als deze min of meer hetzelfde aanbod kennen. Dat laatste zal zich voordoen bij meer verspreide opleidingen in stedelijke gebieden.
- In de fusietoets zal worden verdisconteerd dat instellingen alleen mogen fuseren als het onderwijs op een kleinschalige manier wordt aangeboden. De borging van de menselijke maat moet op een overtuigende manier worden aangetoond. Dit kan onder meer door gebruik te maken van het nieuwe model van de gemeenschap van mbo-colleges. De beoogde inwerkingtreding van deze aanpassing van de regeling fusietoets is vanaf 1 augustus 2015.
- Verder is het belangrijk om betere voorlichting te geven over de fusietoets. Ik heb met de CFTO afgesproken dat zij daarom een leidraad zal uitbrengen bedoeld voor alle stakeholders in de mbo-sector, waaronder de vertegenwoordigers van de onderwijsbesturen, leerkrachten en studenten.
- Ik maak het per 1 januari 2017 mogelijk dat bepaalde kwalificaties alleen door vakinstellingen en aoc’s gegeven kunnen worden. Dit moet onnodige overlap met de opleidingen van andere mbo-instellingen voorkomen.
- Om het kleinschalige, unieke vakmanschap (zoals leestenmakers, glazeniers en tandtechnisch medewerker) ook voor de toekomst te behouden overweeg ik een nieuwe vakinstelling voor deze opleidingen.
- Ik vraag daarom een verkenner mij nog dit jaar te adviseren over de (financiële) haalbaarheid van en het draagvlak voor een dergelijke nieuwe vakinstelling.
Geef een reactie