
Sara Albone, (mbo-leraar van het jaar 2013) is net terug van de internationale Onderwijstop. In de afgelopen week reisde ze, samen met de andere drie leraren van het jaar en minister Jet Bussemaker, af naar Nieuw-Zeeland. De vijftien beste onderwijslanden zaten aan tafel om met elkaar van gedachten te wisselen over het thema ‘Equity, Excellence and Inclusiveness in Education’. De uitkomsten van de Onderwijstop worden vertaald in praktische tips en handvatten voor leraren.
Sara: ‘Het was een fantastische ervaring. Ik heb zoveel geleerd. Ten eerste: dat niet één van de vijftien aanwezige landen alles perfect heeft geregeld op onderwijsgebied, dat was wel een beetje een geruststelling.’
Perspectief
We klagen als Nederland best veel over ons onderwijs, vindt Sara. ‘Er valt heus nog wel wat te verbeteren, maar in vergelijking met andere landen doen wij het zo slecht nog niet. Dat we bij die top vijftien zitten, is al iets om trots op te zijn. Verder hebben Nederlandse docenten behoorlijk veel autonomie en scoren we qua resultaten en investeringen hoog. Natuurlijk moet je wel kritisch blijven tegenover statistieken. Rapporten kunnen een mooier plaatje schetsen dan hoe leerlingen en docenten de werkelijkheid beleven, maar je ziet het zo wel even in perspectief.’
Gelijke kansen
De Nederlandse delegatie heeft in Nieuw-Zeeland scholen bezocht om te kijken wat we van hen kunnen leren. Sara: ‘Ik vond het zeer inspirerend. De politiek in Nieuw-Zeeland is op dit moment erg bezig met gelijke kansen voor iedereen in het onderwijs. De Maori presteren al jaren minder goed dan de rest van de Nieuw-Zeelanders. Er wordt hard aan gewerkt om dit verschil gelijk te trekken. Er is een sterk geloof dat het samengaan van twee culturen de eigen cultuur sterker maakt. Het onderwijssysteem zit daar ook heel mooi in elkaar. Kinderen volgen tot hun vijftiende allemaal hetzelfde soort onderwijs. Er zijn wel verschillende niveaus, een vak wordt bijvoorbeeld op drie levels aangeboden, maar er is niet een heel groot verschil voelbaar. Verder trekken kinderen van verschillende culturen langer met elkaar op. Er is dus langer sprake van gemengde groepen, erg goed voor de integratie’.
In Nederland kunnen we hier nog wat van opsteken, volgens Sara. ‘Jongeren hier kiezen al erg jong voor een bepaalde richting in het voortgezet onderwijs. Een keuze waar ze dan vaak nog niet rijp voor zijn. De leerling die op dat moment wat zwakker is in bepaalde onderdelen gaat naar het vmbo, terwijl het plaatje er een paar jaar later heel anders kan uitzien. Opvallend is ook dat veel jongeren van buitenlandse afkomst naar het vmbo/mbo gaan. Ik weet zeker dat er ook heel veel potentiële vwo’ers binnen die groep te vinden zijn, maar door de vroege splitsing niet worden gezien. Hiermee stimuleren we in Nederland ongewild een kloof tussen allochtone en autochtone jongeren’.
Groeien
Bijzonder aan de Nieuw-Zeelandse scholen is dat de leerling werkt aan de vakken die hij of zij leuk vindt, aldus Sara. Zo wordt geleidelijk aan zichtbaar voor welke beroepssector deze leerling geschikt is. ‘De student groeit als het ware langzaam richting het beroep. De vervolgstudie die hij of zij vervolgens kiest, pakt dan ook vaak succesvol uit.’
De internationale Onderwijstop in Nieuw-Zeeland krijgt op 17 april in De Balie een vervolg in de vorm van een debat over de uitkomsten. Het Lerarencongres in oktober zal eveneens in het teken staan van de besproken thema’s. We blijven Sara volgen en aan beide events besteden we aandacht.

Geef een antwoord