Vraag een willekeurige docent wat zijn overwegingen zijn (geweest) het onderwijs in te gaan en je hoort de mooiste uitspraken: ‘Omdat ik het leuk vind anderen dingen uit te leggen en wegwijs te maken in de wereld, in het leven’. ‘Het lijkt me zo leuk anderen iets te leren over mijn vak’. ‘Ik kan euforisch worden als alle leerlingen de essentie van een les, na een nieuwe uitleg, opeens wel vatten’. ‘De band die je opbouwt met leerlingen, het vertrouwen dat ze al zo snel in je krijgen’.
Veel docenten zijn enthousiast over hun vak. Maar af en toe spreek je een uitgebluste docent; een leraar die geen pretlichtjes meer in zijn ogen heeft als hij over zijn vak praat. Met een frons in zijn voorhoofd die het midden houdt tussen paniek en moedeloosheid. Bij wie in een gesprek ‘te hoge werkdruk’ en ‘teveel papierwerk’ terloops voorbij komen. Die zegt dat ‘het aan de methode ligt’. En, verontrustend, die het zo gehad heeft met zijn leerlingen dat hij bij voorbaat al geen hoge pet meer van ze op heeft. Gehoord: ‘Dit niveau is veel te hoog voor dat type leerling’. ‘Daar zijn ze te dom voor, die zullen het nooit ver schoppen’. De moed is opgegeven. Leerlingen zijn nummers geworden. Wat is er gebeurd met zo’n docent, vraag ik me af. Hij had die houding vast nog niet toen hij besloot het onderwijs in te gaan.
Natuurlijk, het beroep van docent is er niet makkelijker op geworden. Een docent heeft naast lesgeven ook te maken met stapels in te vullen formulieren, soms overbodige studiedagen en steeds grotere klassen. Maar het is jammer als de leerling daarvan de dupe is. Van een opmerking als: ‘Daar zijn ze te dom voor’, schrik ik. Iedereen is immers wel ergens goed in. Een mooie opsomming van talenten vind ik die van Gardner: woordknap, rekenknap, beeldknap, muziekknap, beweegknap, natuurknap, mensknap en zelfknap. Elk mens is volgens hem op een of meerdere punten intelligent. Op het moment dat je dit als docent dit niet (meer) ziet, doe je de jongere tekort. En niet alleen de leerling, ook jezelf als docent. Onjuiste veronderstellingen doen immers altijd een beetje pijn van binnen. Ze doden de enthousiaste, onbevangen houding waarmee je begon aan je carrière in het onderwijs. En ontnemen je energie die je beter kunt gebruiken. Bepaalde omstandigheden kun je natuurlijk niet beïnvloeden: de administratie blijft, klassen worden nu eenmaal complexer. Wel heb je de keuze om beperkende gedachten erover te laten varen. Het klinkt simpel, maar alleen al de intentie het beste uit elke leerling te halen (of dat nu lukt of niet) kan een positieve aardverschuiving teweeg brengen. Zowel binnen je klas als in jezelf.
Bent u als docent de passie voor uw vak verloren? Of heeft u juist uw ‘drive’ weer gevonden? Heeft u misschien tips voor collega’s die niet meer enthousiast zijn voor hun vak? Deel uw ervaringen hieronder.
Geef een reactie