Het is inmiddels duidelijk: blended learning wordt het credo voor het onderwijs na Covid-19. Docententeams zoeken naar de ideale mengvorm van face-to-face en ict-gebaseerde onderwijsactiviteiten, leermaterialen en tools. Het ontwerpen van blended learning is echter niet gemakkelijk. Er bestaat geen universeel recept, dus elke docent zal op basis van de eigen beoogde leeruitkomsten een ontwerp moeten uitwerken. Om docenten te helpen bij het onderwijsontwerp voor blended learning hebben Barend Last en Stefan Jongen een boek geschreven, getiteld “Blended learning en onderwijsontwerp: Van theorie naar praktijk. In dit artikel deelt Barend in vogelvlucht de 3 stappen voor onderwijsontwerp voor blendend learning.
1. Uitgangspunten onderwijsontwerp
Elk onderwijsontwerp is opgebouwd uit verschillende lagen. Zie het geheel van een onderwijsontwerp als een boom (zie figuur). De wortels staan voor een bepaalde onderwijsfilosofie. Deze onderwijsfilosofie is gebaseerd op leertheorieën, zoals het constructivisme of het cognitivisme. Vanuit de wortels groeit een stevige stam die staat voor de visie op onderwijs en leren van een instelling of van jou als docent zelf. Maar alleen een visie geeft nog niet zoveel richting bij onderwijsontwerp. Daarom is het nodig om theoretische leer- en ontwerpprincipes te formuleren, die vanuit de stam vertakken (zie bijvoorbeeld deze uitwerking). De leer- en ontwerpprincipes samen vormen je onderwijsmodel. Ten slotte staan de blaadjes aan de takken voor de technieken die je inzet, zoals didactiek, werkvormen, tools, enzovoort. Alleen maar aandacht besteden aan de blaadjes heeft als risico dat er geen stevig fundament aanwezig is, waardoor de uitwerking als los zand aan kan voelen.
Laat ik de opbouw van onderwijsontwerp illustreren aan de hand van een voorbeeld. Stel dat ik mijn ideeën over leren baseer op het constructivistische gedachtegoed, waarin men onder meer ervanuit gaat dat kennis actief wordt geconstrueerd in interactie met anderen. Dan is het heel voor de hand liggend dat ik in mijn visie op onderwijs en leren stel dat samenwerken en activerend leren belangrijk zijn. De volgende zin zou dan bijvoorbeeld in de visie kunnen staan:
De student doet veel opdrachten, loopt stages, krijgt kansen om te proberen en maakt eigen keuzes. We verbinden met docenten, medestudenten en de wereld.
Hoewel deze zin prima is voor een visie, zegt hij eigenlijk nog niets over hoe ik mijn onderwijs moet ontwerpen. Daarom moet ik nog een stap verder gaan, en de visie laten vertakken in concrete theoretische leer- en ontwerpprincipes. Voor de beschreven zinnen hierboven, zouden dat de volgende principes kunnen zijn:
- Collaboratief leren: veel samenwerken, socialiserende activiteiten opzetten, discussieopdrachten aanbieden.
- Actief leren: studenten zoveel mogelijk aan het werk zetten, veel opdrachten aanbieden, feedback inbouwen, interactie maximaliseren.
- Contextueel leren: veel voorbeelden geven, authentieke opdrachten, aansluiten bij beleefwereld van studenten.
Deze principes geven me – in tegenstelling tot de visie – wel duidelijke richting voor de keuzes die ik ga maken in mijn ontwerpproces. Vaak zijn ze veelvuldig onderzocht in effectiviteitsstudies. Je hoeft maar op “ontwerpprincipes onderwijs” te googelen, en gij zult vinden… (al moet ik hierbij als bibliotheekmedewerker natuurlijk wel meegeven dat je beter kan zoeken in de echte onderzoeksdatabases ?).
OPDRACHT: Analyseer de visie op onderwijs en leren van jouw eigen instelling. Doe dit op zinsniveau, en kijk welke theoretische leer- en ontwerpprincipes je kan formuleren en wat die betekenen voor jouw onderwijsontwerp. Laat weten in de reacties bij dit artikel welke principes jij hanteert.
2. Constructieve afstemming
Goed, het theoretische deel van je onderwijsontwerp is nu inzichtelijk. Tijd voor de praktische vertaalslag, oftewel invulling geven aan de blaadjes van de boom. Daarbij hanteer ik het Constructive Alignment model (zie figuur). Dit model stelt dat alle leer- en toetsingsactiviteiten, zowel op programma- als op cursusniveau, in constructieve afstemming moeten zijn met de beoogde leeruitkomsten. In simpele taal: elke leeractiviteit en toets is gebaseerd op een bepaald leerdoel. Dat klinkt logisch, maar je zal er versteld van staan hoe vaak dit in de praktijk niet het geval is. Een groot deel van het snel opgetuigde noodonderwijs voor afstandsleren is daar een mooi voorbeeld van. Het verdere artikel is opgebouwd aan de hand van deze drie kernaspecten.
2.1 Het startpunt: de beoogde leeruitkomsten en randvoorwaarden
Elk onderwijsontwerp heeft aan de basis bepaalde leerdoelen staan. Met andere woorden, waar gaan de studenten naartoe werken? De leerdoelen zijn vaak door docenten vooraf geformuleerd en beschrijven in algemene termen bepaalde doelen van een programma. Ze kunnen natuurlijk ook samen met studenten opgesteld worden. Vanuit de leerdoelen werk je toe naar meer concrete en specifieker beschreven leeruitkomsten. Deze leeruitkomsten vormen de basis voor het ontwerpen van leer- en toetsingsactiviteiten. Ik ga er voor het gemak even vanuit dat jij als docent deze leertuitkomsten al hebt beschreven, en ga in dit artikel dus niet in op het formuleren van leeruitkomsten (dat doe ik wel in mijn boek met Stefan). Hieronder zie je een voorbeeld uitwerking van een leeruitkomst (excuus als er inhoudelijke fouten in zitten, ik ben geen scheikundige en heb dit uit mijn duim gezogen).
Naast je beoogde leeruitkomsten, zijn er nog andere randvoorwaarden die meespelen bij het ontwerpen van je onderwijs voor blended learning. Hoelang duurt de cursus? Uit hoeveel uur bestaat de studielast? Wie is de doelgroep? En indien het een herontwerp betreft: waar ligt in mijn huidige onderwijsontwerp de nadruk op? Analyseer daarom altijd eerst je eigen onderwijs en de mogelijkheden die je hebt.
OPDRACHT: Analyseer je huidige onderwijs. Maak gebruik van dit startblad (klik voor download). Voor de analyse hanteer je de indeling in leeractiviteiten, gebaseerd op het Conversational Framework van Diane Laurilard (2011). Dit raamwerk onderscheidt zes verschillende algemene leeractiviteiten, die in feite al het formele onderwijs beschrijven: kennisverwerving, onderzoek, samenwerken, discussie, oefenen en productie. In de video hieronder worden deze toegelicht.
2.2 De studentgerichte leerreis
Zodra je jouw huidige situatie hebt geanalyseerd, heb je een goed beeld van waar je heen wilt en waar de hiaten liggen. Op basis van deze analyse ga je in de volgende stap een studentgerichte leerreis uitwerken, waarbij de student op zijn pad telkens verschillende leeractiviteiten tegenkomt die logisch op elkaar voortborduren. Blended learning gaat immers om leren, en dat is per definitie een activiteit van een student. De student staat dus centraal. In ons boek “Blended learning en onderwijsontwerp” adviseren Stefan en ik om dit te visualiseren op een canvas. Dat kan natuurlijk fysiek, met post-its, maar ook digitaal, met een tool als Mural (zie figuur, klik rechtermuisknop –> “afbeelding openen in nieuw tabblad” voor groter formaat).
Het is aan te bevelen om hierbij eerst in globale termen te werken, en pas later invulling te geven aan de specifieke werkvormen en tools. Begin dus eerst met een simpele beschrijving, zoals “discussie” en vul dat later pas in met “discussie over onderwerp X in een asynchroon discussieforum aan de hand van stelling A en B”. Het is daarnaast zinvol om per leeractiviteit, bijvoorbeeld met een kleur- of lettercodering, aan te geven welk soort interactie centraal staat: met de docent, met medestudenten of met de leerinhoud. De indeling in dagen bovenaan het canvas is arbitrair, daar kan net zo goed VOOR, TIJDENS en NA een bijeenkomst of THEMA 1 staan. Uiteraard bepaal je op basis van de beoogde leeruitkomsten, je eigen ervaring en wetenschappelijke inzichten wat je het best online en wat je het beste fysiek kan doen. En ten slotte: welke digitale tools en onderwijsruimtes kunnen jouw ontworpen leerreis het best ondersteunen?
OPDRACHT: Werk zelf een studentgerichte leerreis uit op een leeg canvas. Doe dit op basis van jouw eigen cursus, en probeer out of the box te denken. Wat zou je in een ideale situatie willen doen? Denk eerst in globale termen, en specificeer pas later de concrete uitwerking in werkvormen en tools. Uiteindelijk kan het er bijvoorbeeld uit komen te zien als in de figuur hieronder (klik rechtermuisknop –> “afbeelding openen in nieuw tabblad” voor groter formaat).
2.3 Toetsing en (bij)sturing
Uiteindelijk is het de bedoeling dat je studenten ook daadwerkelijk iets leren. Toetsing is hiervoor essentieel. Daarbij kan je toetsing enerzijds inzetten om vast te stellen of de leeruitkomsten behaald zijn, en anderzijds om informatie te verzamelen om het leerproces (bij) te sturen. Vaak ligt de nadruk op de eerste manier, als summatieve beoordeling met een (zware) consequentie (zoals slagen of zakken). Binnen blended learning ligt er echter een sterkere nadruk op formatief evalueren, waarbij toetsing zich sterker richt op het leerproces van de student. Door vaker tussentijds te evalueren, krijgen studenten meer feedback op hun voortgang en kunnen ze beter bijsturen wanneer nodig. Zie het als het koken van soep (zie figuur). Formatief is wanneer de chefkok de soep proeft, en ingrediënten toevoegt indien nodig. Summatief is wanneer de gasten de soep proeven, en bepalen of hij goed gelukt it. Allebei zijn nodig, maar wanneer onderwijs voor een deel online plaatsvindt, is formatief evalueren nog belangrijker vanwege de grotere psychologische afstand tussen de docent en de student (ook wel transactional distance genoemd).
Het is daarom zaak om voorafgaand aan je cursus momenten te kiezen in de studentgerichte leerreis waarbij je informatie kan verzamelen over het leerproces, op basis waarvan je bepaalde beslissingen kan nemen. Die beslissingen bepalen vervolgens of het gaat om een summatieve beoordeling of formatieve evaluatie. Gaat het om bijsturen of vaststellen? Doordat je in de vorige stap je hele cursus hebt gevisualiseerd op een canvas, kan je gemakkelijk zien welke momenten zich goed lenen voor toetsing (zie figuur, klik rechtermuisknop –> “afbeelding openen in nieuw tabblad” voor groter formaat).
OPDRACHT: Ga terug naar je studentgerichte leerreis en onderzoek welke ontworpen leeractiviteiten zich goed lenen om informatie te verzamelen over het leerproces van je studenten, op basis waarvan je kan bijsturen of kan vaststellen of de leeruitkomsten zijn behaald. Het kan handig zijn om hierbij een kleurcodering te gebruiken, bijvoorbeeld een RODE CIRKEL betekent summatieve beoordeling en een GROENE CIRKEL betekent formatieve evaluatie.
Conclusie
Hierboven heb ik in vogelvlucht laten zien welke stappen je als docent doorloopt om te komen tot een goed onderwijsontwerp voor blended learning. Uiteraard is deze beschrijving nog behoorlijk oppervlakkig, en heb ik helemaal niets gezegd over welke werkvormen je het beste kan inzetten, wat je het beste online of fysiek kan doen, welke tools er zijn, en ga zo maar door. Dat is echter ook niet het doel van dit artikel. Dat doe ik wel in mijn boek.
Ik wil vooral meegeven hoe je het ontwerpen van blended learning kan benaderen vanuit de studentgerichte leerreis. Leren blijft daardoor niet behouden tot de contacttijd met de docent, integendeel, het breekt juist door de temporele aard van traditioneel fysiek onderwijs en geeft studenten de mogelijkheden om zowel synchroon (gelijktijdig) als asynchroon (niet gelijktijdig) verder te leren. Daardoor ontstaat een zekere mate van flexibiliteit in tijd, plaats en tempo van leren, en wordt interactie gemaximaliseerd. Dat is waar de echte meerwaarde blended learning ligt: het optimaal benutten van het potentieel van zowel online als fysiek leren.
In ons boek “Blended learning en onderwijsontwerp: Van theorie naar praktijk” behandelen we alle stappen hierboven uitvoerig, met veel tips en handvatten om jou als docent door het hele ontwerpproces te loodsen. Wil je meer weten, of heb je behoefte aan een training op maat? Neem gerust contact op voor een vrijblijvend gesprek.
Helga Sluyts zegt
Zeer duidelijk overzicht met visueel ondersteunende afbeeldingen! Ook de opdracht helpt bij het verwerken van de theorie.