Woensdag 28 september hebben Jet Bussemaker en Sander Dekker namens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een brief naar de Tweede Kamer gestuurd aangaande loopbaanbegeleiding (LOB) binnen ons onderwijs. Het betreft hun LOB-visie op alle lagen van het onderwijs. Een uitstekend, en vooral ook zeer noodzakelijk initiatief waar we als onderwijs en maatschappij alleen maar blij mee kunnen zijn.
In een van mijn eerdere blogs schreef ik er al over dat er wat mij betreft niets belangrijker is in het (beroeps)onderwijs dan LOB! Het boven tafel krijgen waar het absolute talent van een leerling zit. Daar draait het tenslotte om.
In deze blog lees je een samenvatting van de lange brief van 12 pagina’s. Lees de integrale brief hier.
Inleiding
Goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) kan verkeerde studiekeuzes voorkomen. LOB helpt jongeren loopbaancompetenties te ontwikkelen die ze nodig hebben in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Daarnaast helpt LOB jongeren bij het ontdekken van hun talenten en passies. Een realistisch beeld van het vervolgonderwijs en het beroepsperspectief verkleint bovendien de kans op verkeerde keuzes. Tot slot kan LOB helpen om de toenemende ongelijkheid in onderwijskansen te bestrijden. De Inspectie van het Onderwijs ziet namelijk dat jongeren met laagopgeleide ouders – los van hun talenten – minder onderwijskansen hebben dan jongeren met een hogere sociaaleconomische status.
1. Het belang van LOB
Het is een taak van het onderwijs om leerlingen en studenten te helpen zich optimaal te ontwikkelen en hen goed voor te bereiden op het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt. Daarbij staan de volgende zaken centraal:
- ontdekken interesses en talenten bij leerlingen
- gelijke kansen bevorderen
- uitval en studieswitch verminderen
- verbeteren arbeidsmarktperspectief.
2. LOB ontwikkelt zich positief
De ontwikkeling van LOB is hoopgevend, al valt er ook nog veel te winnen.
Primair onderwijs
Op de basisschool gaat het voornamelijk om persoonsvorming en brede talentontwikkeling: spelenderwijs je eigen talenten en passies ontdekken. Leerlingen leren over hun persoonlijke drijfveren en ambities. Ouders kunnen de studieloopbaan goed ondersteunen. Zij zijn op deze leeftijd de belangrijkste sleutelfiguren. Het primair onderwijs besteedde de afgelopen jaren meer aandacht aan brede talentontwikkeling. Wanneer leerlingen zich bewust zijn van hun eigen talenten en weten hoe ze dit verder kunnen ontwikkelen en inzetten, kunnen zij bewuster kiezen voor een vo-school.
Voortgezet onderwijs
Volgens de inspectie staat LOB redelijk goed op de vo-agenda. Uit de recente LAKS-monitor blijkt dat ruim de helft van de scholieren tevreden en 15 procent ontevreden is over de begeleiding en voorbereiding op een vervolgstudie. Ook over de begeleiding bij het maken van keuze voor een sector (vmbo) of een profiel (havo, vwo) is een meerderheid van de scholieren tevreden. Het LAKS geeft aan dat veel scholen op een goede manier invulling geven aan LOB, maar dat er ook nog steeds scholen zijn waar LOB minder goed op de agenda staat. Kritische kanttekening van mij: het gaat hier nog over het oude vmbo, voor de invoering van de 10 profielen en de verankering van LOB in het curriculum. Pas over twee jaar kunnen we zien of de verankering echt goed van de grond is gekomen. LOB oude-stijl is echt wat anders dan wat nu mag worden verwacht.
Bijna 75 procent van de vo-scholen heeft nu hun visie op LOB vastgelegd in een beleidsdocument. Wel pleit de inspectie voor meer samenhang bij de overgangen tussen onderwijssectoren. De inspectie vindt ook dat scholen nog niet vaak een kwalitatieve analyse en evaluatie van hun LOB-beleid uitvoeren.
Middelbaar beroepsonderwijs
In het mbo is 48 procent van de mbo-studenten tevreden over de (studie)loopbaanbegeleiding en 19 procent ontevreden. Vooral studenten op niveau 3 en 4 in het derde leerjaar zijn ontevreden. Daarnaast switcht nog ongeveer één op de acht mbo-studenten van domein. Veel verbetering is nodig en ook mogelijk.
Het Servicepunt LOB Mbo werd opgericht om alle beschikbare materialen te delen en mbo-instellingen te ondersteunen en adviseren, bijvoorbeeld over het professionaliseren van het studiekeuzeadvies bij de intake. Van 2014 tot 2017 is er € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het Regionaal investeringsfonds mbo. In januari en juni 2017 kunnen nog plannen met een looptijd van vier jaar worden ingediend. Met dit fonds komen initiatieven tot stand voor een betere regionale samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven.
Het wetsvoorstel Vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs, dat onlangs voor de eerste keer in uw Kamer is besproken vraagt van vmbo-leerlingen om zich vroegtijdig met hun studiekeuze bezig te houden, natuurlijk met goede LOB. De vroegtijdige aanmelding betekent ook het recht op studiekeuzeadvies dat gezien moet worden als sluitstuk op de LOB-activiteiten die op het vo zijn begonnen.
Hoger onderwijs
In het hoger onderwijs nemen de uitval en het overstappen naar een andere studie af sinds studiejaar 2013-2014. Van de studenten die begonnen in 2014 viel 32 procent uit of switchte binnen een jaar, in eerdere jaren was dat ruim 35 procent. In 2015 hebben eerstejaars zich weer beter op hun studiekeuze voorbereid, meer bronnen gebruikt en vaker open dagen bezocht.
Toch valt ook hier nog veel te winnen. Het uitval- en switchpercentage is met gemiddeld 32 procent in het ho nog steeds aanzienlijk. In het hbo bij de sectoren Onderwijs en Economie is dit zelfs 40 procent. En binnen de sector Economie switcht of valt 56 procent van de niet-westerse allochtone mannen uit. Verkeerde keuzes kunnen voor veel frustratie zorgen bij studenten. Veel studenten vinden dan ook dat de aansluiting op het ho beter kan, vooral vanuit havo en mbo.
3. Wat gaan we doen?
In het bovenstaande gaven we aan dat LOB zich positief ontwikkelt. Toch denken we dat er nog winst te behalen valt. Leerlingen- en jongerenorganisaties geven aan behoefte te hebben aan kwaliteitsverbetering van LOB in het vo en mbo en het verbeteren van de studiekeuzecheck in het ho. De instellingen geven aan van elkaar te willen leren in kenniskringen. Daarnaast willen ze ondersteuning bij de implementatie van LOB in het curriculum. Ook is er behoefte aan verbinding met de arbeidsmarkt zodat jongeren vroeg in hun opleiding weten hoe hun toekomstig beroep eruit ziet.
We voorzien in die behoefte met de volgende actielijnen:
Actielijn 1. Deskundige LOB
Hierbij gaat het vooral om:
Visie op deskundige LOB in het onderwijs
In het onderwijs kunnen we jongeren helpen deze loopbaancompetenties te ontwikkelen zodat ze zelf richting kunnen geven aan hun toekomst en bewuster kiezen. Dit ontwikkelingsproces – ook wel loopbaanleren genoemd – vergt meer dan een voorlichtings- of studiekeuzegesprek. Dit moet deel uitmaken van het curriculum in alle leerjaren. Daarbij is persoonlijke en deskundige begeleiding door de docent, mentor, decaan, praktijkbegeleider of studieloopbaanbegeleider nodig, gericht op een brede ontwikkeling van de leerling of student.
Duidelijker maken welke deskundigheid nodig is
Met sectorraden, beroepsverenigingen, onderwijsinstellingen, experts, het bovensectoraal expertisepunt LOB, de onderwijscoöperatie, SBB, decanenverenigingen, de inspectie, Euroguidance, UWV en Leerwerkloketten zullen we breed gedragen competentieprofielen formuleren voor deskundige loopbaanbegeleiding. Het gaat dan vooral om welke deskundigheid er in de ‘eerstelijns’ en ‘tweedelijns’ LOB-taken wordt verwacht. In het onderwijs is de ‘eerstelijns’ LOB het contact dat iedere (vak)docent of mentor heeft met de leerlingen en studenten. Daarnaast moet iedere (vak)docent in een goede pedagogische relatie een reflectief gesprek kunnen voeren met de leerling of student, kunnen signaleren en doorverwijzen bij LOB-vraagstukken. Van de vakdocent kan niet worden verlangd dat hij over de specialistische loopbaandeskundigheid beschikt. Dat zijn meer ‘tweedelijns’ LOB-activiteiten waarvoor naast pedagogisch-didactische kennis en kennis van ontwikkelingspsychologie, ook kennis van loopbaanontwikkeling, het onderwijsstelsel, beroepenkunde en inzicht in arbeidsmarktontwikkelingen nodig is.
LOB als onderdeel van het curriculum
Met de invoering van profielen in het vmbo wordt LOB steviger verankerd in het curriculum. Alle leerlingen stellen een loopbaandossier samen vanuit hun LOB-ervaringen. Leerlingen en docenten leggen dit samen vast, zo ontstaat inzicht in de ontwikkeling van de loopbaanvaardigheden van de leerling. Met name de beroepsgerichte keuzevakken bieden volop mogelijkheden om praktische LOB-ervaringen op te doen. Ook in de theoretische leerweg van het vmbo is per 1 augustus 2016 het loopbaandossier een verplicht onderdeel en zullen TL-leerlingen meer gericht LOB-ervaringen opdoen.
LOB is in het mbo onderdeel van de kwalificatie en diplomering. Bovendien worden in schooljaar 2016-2017 keuzedelen ingevoerd, die voor veel mbo-instellingen en hogescholen aanleiding zijn om de regionale samenwerking aan te halen: ook op het vlak van LOB. Van scholen en instellingen wordt dus beleid gevraagd waarin LOB herkenbaar in het onderwijscurriculum een plaats heeft. Ons bereiken echter ook signalen dat LOB als vrijblijvende activiteit wordt gezien en minder als wettelijke taak. Wij vinden het van belang dat scholen en instellingen zelf LOB op maat vormgeven, samen met leerlingen en studenten. Als echter blijkt dat dat onvoldoende gebeurt, zullen we de kaders voor LOB nadrukkelijker vastleggen in wet- en regelgeving.
Scholen en instellingen moeten sturen op kwaliteit
Besturen van onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de LOB-activiteiten en de professionals. Het onderwijspersoneel moet goed zijn toegerust om zijn taak uit te oefenen. Als helder is wat er wordt verwacht voor welke LOB-taak, kunnen scholen daar doelgericht naartoe werken. Wij roepen scholen op om hier aandacht aan te besteden in hun verbeterplannen en de mbo-instellingen in hun kwaliteitsafspraken.
Toezicht door de inspectie
Vanaf 1 augustus 2017 wordt LOB voor po, vo en mbo onderdeel van het onderzoekskader Daarmee is het onderdeel van de basiskwaliteit die scholen moeten realiseren. De inspectie kijkt daarbij naar het LOB-beleid en naar de praktische vormgeving. Daarnaast kan de inspectie in het bestuurlijk gesprek de schoolvisie over LOB aan de orde stellen als onderdeel van het stimulerend toezicht. Hiermee wordt de bestuurlijke aandacht en het benodigde draagvlak voor LOB verder vergroot. Over LOB als onderdeel van het toezicht wordt jaarlijks gerapporteerd in het Onderwijsverslag.
Onderzoek
Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) onderzoekt momenteel in opdracht van het ministerie de invulling van burgerschapsonderwijs, LOB en de kwaliteit hiervan in het mbo.
Actielijn 2. Betere samenwerking bij de onderwijsovergangen
In de verschillende onderwijssectoren zien we steeds meer aandacht voor LOB. Door meer samenwerking tussen de onderwijssectoren sluiten de LOB-activiteiten beter op elkaar aan, leren scholen en instellingen van elkaar en worden onderwijssectoren meer samen verantwoordelijk voor de onderwijsovergangen.
Bovensectoraal expertisepunt
Taak van het expertisepunt is om regionale successen en voorbeelden van samenwerkingsconstructies in kaart te brengen. Scholen kunnen veel van elkaars ervaringen leren. Ook is het expertisepunt een helpdesk voor scholen en instellingen met vragen rond LOB. Daarnaast stimuleert het expertisepunt de ontwikkeling en verdieping van LOB. Zo zal het bovensectoraal expertisepunt bijdragen aan de totstandkoming van een doorlopende LOB-leerlijn van de basisschool tot en met het mbo en ho.
Regionale samenwerking tussen onderwijssectoren verbeteren
Om ervoor te zorgen dat studenten met een mbo-vooropleiding minder uitvallen in het eerste jaar op het hbo, stellen wij € 7,5 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de overgang tussen het mbo en het hbo. Ook breder willen we de komende jaren de regionale samenwerking verbeteren. De samenwerkingsverbanden moeten de samenwerking, de doorstroom en de aansluiting tussen het vo en mbo met het ho verbeteren.
Gebruik van doorstroominformatie stimuleren
Scholen kunnen meer gebruik maken van doorstroominformatie om systematisch te evalueren wat het effect is van LOB in de verdere (studie)loopbaan van de studenten.
Actielijn 3. Betere informatie over beroepenveld en vervolgonderwijs
Bedrijfsbezoeken, korte stages bij werkgevers of het uitvoeren van bedrijfsopdrachten – ook wel werkexploratie genoemd – kan jongeren enorm helpen bij het vormen van een beeld van de arbeidsmarkt. Zo kan ook interesse worden ‘aangewakkerd’ voor opleidingen met goede arbeidsmarktkansen, waar jongeren nog niet eerder aan hadden gedacht.
Belangrijke aandachtspunten binnen deze actielijn zijn:
Gerichte kennismaking met bèta en techniek, meer oog voor werkexploratie
We willen dat elke jongere in het mbo vroegtijdig in hun opleiding kennismaakt met het beroepenveld en de arbeidsmarkt via oriënterende bedrijfsbezoeken.
Overkoepelend digitaal platform voor onderwijs en bedrijfsleven
Samen met het onderwijsveld en het bedrijfsleven zorgen we voor een digitaal platform waar het onderwijs en het bedrijfsleven elkaar kunnen vinden.
Gebruik maken van private initiatieven
Ook zijn er steeds meer private initiatieven zoals bijvoorbeeld VMBO On Stage, die jongeren ondersteunen bij het maken van keuzes en het oriënteren op de arbeidsmarkt. Deze initiatieven richten zich vooral op jongeren die opgroeien in een omgeving met minder rolmodellen om zich aan op te trekken.
Gebruik maken van Leerwerkloketten
Leerwerkloketten kunnen objectieve voorlichting geven over werkvelden, beroepen en arbeidsmarktkansen of helpen met een onafhankelijk studie- en beroepskeuze-advies, met gebruikmaking van competentietesten.
(Her)oriëntatietrajecten
Wij roepen instellingen op om te blijven investeren in (her)oriëntatietrajecten. Jongeren kunnen immers baat hebben bij (her)oriëntatietrajecten (eerder schakelklas genoemd) om hen opnieuw te helpen bij het maken van een keuze voor een opleiding of beroep.
Verbeteren kwaliteit en duidelijkheid van informatie
Tot slot
In de komende jaren willen we met onderwijsinstellingen, studenten, leerlingen, bedrijfsleven, inspectie en beleidsmakers verder werken aan goede LOB. We richten daarvoor een landelijke LOB-tafel in, waar we met de partners jaarlijks de stand van LOB in het onderwijs willen bespreken. We willen dat alle kinderen en jongeren tijdens hun (school)loopbaan ontdekken wat hun kwaliteiten, drijfveren en mogelijkheden zijn, zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Vanaf de basisschool tot en met het mbo en ho moet er aandacht zijn voor goede doorlopende LOB, zodat kinderen en jongeren gemotiveerd onderwijs volgen en passende school- en loopbaankeuzes kunnen maken.
Geef een reactie