Op veel scholen ligt het voor een groot aantal vakken bij aanvang van het schooljaar klaar: het lesmateriaal. Vaak geleverd door een distributeur. Voor elke leerling netjes alle boeken in een doos. Maar welke reis heeft het lesmateriaal eigenlijk afgelegd voordat het in die doos op school wordt afgeleverd? In dit artikel nemen we je mee op ontwikkelingsreis.
Het startpunt
Het startpunt van een lesmethode is soms een groep mensen die voor een schoolvak ideeën heeft voor mooi lesmateriaal. Vaak zijn dit docenten. Om een grotere groep docenten te kunnen bereiken, zoeken deze enthousiastelingen een partner die het lesmateriaal op een professionele manier kan maken, vermenigvuldigen en verspreiden. Deze partner is vaak een uitgever. Andersom komt ook voor: de uitgever heeft een idee en zoekt mensen die in zijn of haar idee geloven. De groep mensen die ontstaat vormt samen het ontwikkelteam.
Voor Edu4all zijn er zes vaste ontwikkelteams waarin meer dan 60 auteurs samenwerken aan de lesmaterialen.
Op gang
Het ontwikkelteam kijkt samen naar de examenprogramma’s en bepaalt op welke manier we datgene dat geleerd moet worden het beste in lesmateriaal kunnen gieten. We bespreken verschillende didactische modellen en kiezen het best passende model.
Beroepsgerichte kennis en vaardigheden leer je vooral door zelf te doen. Daarom hanteren we een constructivistisch model in al onze materialen van Edu4all. Het constructivisme gaat ervan uit dat ervaringen een belangrijke rol spelen in het leerproces. Door ervaringen op te doen, ontstaan nieuwe ideeën, structuren en inzichten. Deze nieuwe ideeën, structuren en inzichten kunnen gekoppeld worden aan al aanwezige kennis bij de lerende (De Vries e.a., 2002). Een voorwaarde voor betekenisvolle leerervaringen is dat niet alleen de inhoud relevant is, maar ook de context waarin de ervaring wordt opgedaan. Degene die leert speelt zelf de hoofdrol in zijn leerproces. Hij moet actief aan de slag met concreet geformuleerde leerdoelen.
Na het vaststellen van het geschikte didactische model volgt een leuke puzzel. Want hoe vertaal je dit didactische model? Welke opbouw kies je? En welke werkvormen zet je in?
Tegenwoordig wordt veel gewerkt via het 4C/ID-model van Van Merriënboer & Kirschner. We gebruiken het ook in de nieuwe editie van Edu4all die in schooljaar 2021-2022 zal verschijnen. Het doel van dit model is dat leerlingen de kans krijgen kennis, vaardigheden en houding in zijn geheel zich eigen te maken in een taak. Het model uit vier componenten waarmee het onderwijs vormgegeven kan worden.
- De leerling krijgt een set leertaken die steeds complexer worden.
- De leerling krijgt informatie die hij nodig heeft om de leertaak uit te kunnen voeren precies op het moment dat hij het nodig heeft.
- De leerling krijgt informatie over de regels en routines die bij de taak horen.
- De leerling krijgt deeltaakoefeningen, zodat hij veel kan oefenen en vaardigheden in kunnen slijpen.
Het is belangrijk dat de leertaken in een context worden aangeboden die lijkt op een echte beroepscontext. Door meerdere opdrachten uit te voeren met gevarieerde werkvormen en genoeg herhaling kan de leerling de leertaak uitvoeren en zich steeds verder ontwikkelen.
Als de puzzel gelegd is van wat er precies gemaakt gaat worden, op welke manier (tekst, beeld, film, op papier, digitaal) en hoe alle onderdelen met elkaar samenhangen en samenwerken, zeggen we dat het concept is uitgedacht. Het ‘echte’ werk kan nu beginnen. De auteurs kruipen achter de computer.
De reis
Het maken van lesmateriaal is vaak een kwestie van lange adem. De reis tot de definitieve inhoud (definitieve kopij noemen we dat ook wel) vindt vooral plaats in de avonden, weekenden en vakanties. Samenkomen met auteurs gebeurt eigenlijk altijd op zaterdagen. Dan heeft iedereen de tijd om samen rustig naar de geschreven en ontwikkelde materialen te kijken. Naast hard werken, zorgen we ook voor gezellige momenten. Het moet immers wel een beetje leuk zijn, want doordat je met elkaar vergadert en werkt, mis je quality time met je partner, kinderen, vrienden en familie.
Het ontwikkelen van alle materialen kan enkele weken tot enkele maanden duren. Auteurs ontwikkelen theorie en opdrachten, de eindredacteur, uitgever en uitgeefcoördinator schaven. De uitgeefcoördinator begeleidt samen met de uitgevers de auteurs, bewaakt de planning en zorgt dat de werkzaamheden van alle betrokkenen op elkaar zijn afgestemd.
Wanneer er een eerste product af is, wordt dit altijd door docenten en leerlingen getest. Zo kunnen we kijken of onze ideeën ook echt werken in de praktijk. Dankzij de feedback die we krijgen kunnen we het concept nog finetunen.
Ook binnen de uitgeverij zitten we niet stil. De digitale leeromgeving wordt ingericht en de toegang daartoe wordt geregeld. De grote ‘boekhandels’ brengen we altijd op de hoogte van onze nieuwe lesmaterialen, zodat zij ook weten op welke manier dit aan de scholen geleverd kan worden. De vormgever en uitgever kijken samen hoe het omslag en het binnenwerk eruit kan komen te zien. Samen met de auteurs bepalen we hoe de theorie en opdrachten het mooist en ook het best op papier getoond kunnen worden. En samen met marketing en adviseurs kijken we hoe we docenten gaan informeren over de nieuwe lesmaterialen. We vinden het hierbij altijd belangrijk dat we goed kunnen vertellen waarom we maken wat we maken. We maken producten echt met ons hoofd, handen en hart en willen dat ook laten zien.
De eindspurt
Je zou kunnen denken dat wanneer de auteurs en eindredacteuren hun werk hebben opgeleverd, het lesmateriaal naar de scholen kan. Maar niets is minder waar. Nadat de auteurs de laatste punt ‘op papier’ hebben gezet, komen allemaal collega’s van mij in actie. Allereerst wordt het materiaal gecontroleerd. Is alles aanwezig wat nodig is om met de methode te kunnen werken? Zo ja, dan wordt het materiaal geaccepteerd en gaat het de ‘productiestraat’ in.
Audiovisuele specialisten en ICT-ers ontwikkelen beeld, animaties, films en games. De geschreven teksten worden geredigeerd. Contentverwerkers zetten alle onderdelen op de juiste plek in onze systemen, zodat we papieren en digitale lesmaterialen kunnen maken. De uitgeefcoördinator verzorgt het proevenverkeer (verschillende versies van het product, totdat het product ‘af’ is). En dan pas, na vaak meer dan een jaar, is het klaar. Alles staat in de digitale leeromgeving en een bestand wordt naar de drukker gestuurd, zodat er mooie boeken gedrukt kunnen worden. Van de drukker gaan de boeken rechtstreeks naar het Centraal Boekhuis (CB) in Culemborg. Het CB levert vervolgens de boeken aan boekhandels en scholen. En zo komen de lesmaterialen, na een lange reis, bij jou in de klas terecht. Waar ze, hoop ik, met veel plezier gebruikt worden en leerlingen klaarstomen voor het CSPE.
Dit artikel verscheen in Magazine ‘Trots op VMBO’. Wil jij ook een gratis exemplaar bestellen? Vul dan het contactformulier in.